Spelregelvragen december 2023

1. De bal gaat over de zijlijn bij de middenlijn aan de zijde van de dug-outs. Partij A wil nu wisselen. De te vervangen speler verlaat het spel achter een doel en de wisselspeler blijft buiten het speelveld staan en wil meteen de inworp nemen. Mag hij dit doen?

  1. a. Ja, want de 4e official heeft de wissel aangekondigd en de uitrusting van de wisselspeler goedgekeurd.
  2. b. Ja, want de te vervangen speler heeft het speelveld conform de regels verlaten.
  3. c. Nee, want zowel de te vervangen speler als de wisselspeler moeten via de middenlijn wisselen.
  4. d. Nee, want de wissel was nog niet compleet aangezien de wisselspeler het veld nog niet betreden heeft en dan mag de wisselspeler het spel niet hervatten met een inworp.

2. Wanneer is een fluitsignaal nodig?

  1. a. Bij het toekennen van een doelpunt.
  2. b. Om het spel te hervatten nadat het spel onderbroken is voor het tonen van een kaart.
  3. c. Om het spel te laten hervatten met een vrije schop.
  4. d. Bij het toekennen van een hoekschop.

3. In een wedstrijd in het betaald voetbal lopen drie wisselspelers warm langs de zijlijn achter de assistent-scheidsrechter. In het voorbijgaan ziet de assistent-scheidsrechter dat één van die wisselspelers van buiten het speelveld naar een tegenstander spuwt die binnen het speelveld loopt. De assistent-scheidsrechter steekt de vlag in de lucht en via de headset vertelt de assistent-scheidsrechter aan de scheidsrechter wat er is gebeurd.
De bal is in de middencirkel en de scheidsrechter fluit af. Wat moet hij nu beslissen?

  1. a. Hij stuurt de wisselspeler van het speelveld zonder daarbij de rode kaart te tonen en laat het spel hervatten met een indirecte vrije schop voor de tegenpartij op de plaats waar de bal was toen het spel werd onderbroken.  
  2. b. Hij stuurt de wisselspeler van het speelveld zonder daarbij de rode kaart te tonen en hervat het spel met een scheidsrechtersbal op de plaats waar de bal het laatst geraakt werd.
  3. c. Hij stuurt de wisselspeler van het speelveld door het tonen van de rode kaart en laat het spel hervatten met een directe vrije schop voor de tegenpartij op de plaats waar de speler geraakt werd of geraakt zou worden.
  4. d. Hij stuurt de wisselspeler van het speelveld door het tonen van de rode kaart en hervat het spel met een scheidsrechtersbal op de plaats waar de bal het laatst geraakt werd.  

4. Als partij A in balbezit is onderbreekt de scheidsrechter het spel omdat er een toeschouwer op het speelveld is. Hoe en waar moet het spel dan worden hervat?

a.  Met een scheidsrechtersbal op de plaats waar de toeschouwer het speelveld betrad.

b.  Met een scheidsrechtersbal op de plaats waar de toeschouwer stond toen het spel werd onderbroken.

c.  Met een scheidsrechtersbal op de plaats waar de bal het laatst geraakt werd.

d.  Met een indirecte vrije schop voor partij A op de plaats waar de bal was toen het spel werd onderbroken.

5. Twee tegenstanders trappen tegelijk de bal, waarna deze terechtkomt bij een strafbaar buitenspel zijnde speler van de aanvallende partij. Deze benut zijn kans en schiet de bal in het doel. Wat beslist de scheidsrechter?

  1. a.Doelpunt toekennen.
  2. b.Scheidsrechtersbal.
  3. c.Hoekschop.
  4. d. Buitenspel en doelpunt afkeuren.

6. De scheidsrechter heeft het spel onderbroken, omdat een speler geblesseerd in het speelveld ligt en direct verzorging nodig heeft. Hij hervat na de verzorging het spel met een scheidsrechtersbal. Van partij A, die recht had op de scheidsrechtersbal, weigeren de spelers daarbij aanwezig te zijn. Wat moet de scheidsrechter nu doen?

a. Hij wacht totdat er een speler van partij A aanwezig is.

b. In de regels staat nergens dat de speler aanwezig dient te zijn. Hij laat de scheidsrechtersbal dus gewoon plaatsvinden zonder spelers.

c. Hij wijst de aanvoerder van partij A op de gevolgen van deze weigering.

d. Hij laat partij B een indirecte vrije schop nemen.

7. Bij een inworp laat de inwerpende speler zich voorovervallen en duwt de bal hardhandig in het gezicht van een tegenstander die zich binnen het speelveld bevindt. Hoe wordt het spel hervat, nadat de inwerpende speler van het speelveld is gezonden door het tonen van de rode kaart?

  1. a. Met een directe vrije schop op de zijlijn, het dichtst gelegen bij de plaats waar de inwerpende speler stond.
  2. b. Met een directe vrije schop op de plaats waar de tegenstander stond.
  3. c. Met een inworp voor dezelfde partij.
  4. d. Met een inworp voor de tegenpartij.

8. Een aanvaller geeft de doelverdediger een schouderduw op het moment dat deze één voet van de grond heeft. De doelverdediger valt daardoor met bal en al in het doel. Wat beslist de scheidsrechter?

  1. a. Een indirecte vrije schop voor de doelverdediger.
  2. b. Een geldig doelpunt.
  3. c. Een indirecte vrije schop voor de doelverdediger plus een waarschuwing voor de aanvaller door het tonen van de gele kaart.
  4. d. Een directe vrije schop voor de doelverdediger, want deze mag niet worden aangevallen (of geduwd) als hij de bal in zijn bezit heeft.

9. In de rust wisselt vereniging A een speler. Dit wordt volgens de regels aan de scheidsrechter gemeld. Als de ploegen klaar staan voor de aftrap, beledigt de wisselspeler van A, die dus net het speelveld ingekomen is, de assistent-scheidsrechter. Deze speler wordt direct weggestuurd door het tonen van de rode kaart. Mag de wisselspeler worden vervangen als ploeg A nog niet alle wisselspelers heeft verbruikt?

  1. a.Dat zou wel mogen bij het begin van de wedstrijd; niet bij het begin van de tweede helft.
  2. b. Dat zou wel mogen als de belediging buiten het speelveld had plaatsgevonden; in deze situatie niet.
  3. c. Dat mag; het spel is nog niet hervat; de wissel is nog niet onherroepelijk.
  4. d. Dat mag, zolang de wisselspeler de bal nog niet heeft gespeeld.

10. De inwerpende speler werpt met één hand in. De scheidsrechter ziet dit. Als de bal terechtkomt bij een tegenspeler, hoe moet de scheidsrechter dan reageren?

  1. a. Hij onderbreekt het spel en laat de tegenpartij inwerpen.
  2. b. Hij onderbreekt het spel, geeft de inwerpende speler een waarschuwing door het tonen van de gele kaart wegens onsportief gedrag, en laat de tegenpartij inwerpen.
  3. c. Hij past de voordeelregel toe en laat doorspelen.
  4. d. Hij onderbreekt het spel, geeft de inwerpende speler een waarschuwing door het tonen van de gele kaart wegens onsportief gedrag, en laat dezelfde partij inwerpen.