Spelregelvragen september 2023

1. Op het moment dat een speler binnen het speelveld voorbij komt lopen, gooit een gewisselde speler van de tegenpartij vanaf de bank een bidon naar deze speler. Hoe hervat de scheidsrechter het spel nadat hij dit heeft onderbroken en de gewisselde speler een rode kaart heeft getoond?

a.  Met een scheidsrechtersbal op de plaats waar de bal het laatst geraakt werd.

b.  Met een indirecte vrije schop op de plaats waar de speler werd geraakt of geraakt zou worden.

c.  Met een indirecte vrije schop op de plaats waar de bal was toen het spel werd onderbroken.

d.  Met een directe vrije schop op de plaats waar de speler werd geraakt of geraakt zou worden.

2. Kort voor de aftrap merkt de 4e official dat er een op het wedstrijdformulier vermelde wisselspeler op het speelveld staat in plaats van een op het wedstrijdformulier vermelde speler, zonder dat dit aan de arbitrage is gemeld. De 4e official informeert de scheidsrechter via de headset. Wat moet de scheidsrechter nu doen?

a.  Hij moet de betrokken wisselspeler gewoon mee laten doen en dit voorval achteraf melden aan de KNVB. Het aantal wisselspelers wordt verminderd met één.

b.  Hij moet de betrokken wisselspeler gewoon mee laten doen en dit voorval achteraf melden aan de KNVB.  Het aantal wisselspelers wordt niet verminderd.

c.  Hij moet de wisselspeler verbieden mee te doen en dit voorval achteraf melden aan de KNVB.

d.  Hij moet de wisselspeler naar de kant verwijzen en hem pas laten deelnemen aan het spel bij de eerstvolgende onderbreking na de aftrap. Achteraf meldt hij dit aan de KNVB.

3. Net buiten het strafschopgebied wordt een aanvaller door een tegenstander bij zijn shirt vastgepakt omdat de aanvaller hem dreigt te passeren. Op de lijn van het strafschopgebied laat de tegenstander de aanvaller weer los, waardoor de aanvaller valt. De scheidsrechter fluit af en moet:

a. Een directe vrije schop toekennen.

b. Een directe vrije schop toekennen en de verdediger de gele kaart of rode kaart tonen.

c. Een strafschop toekennen.

d. Een strafschop toekennen en de verdediger een gele kaart of rode kaart tonen.

4. De doelverdediger heeft de bal in zijn bezit gekregen. Vervolgens werpt hij de bal (staande in zijn eigen strafschopgebied) opzettelijk in het gezicht van een tegenstander die zich buiten het strafschopgebied, maar binnen het speelveld bevindt. Hoe moet het spel worden hervat?

a.  Met een strafschop.

b.  Met een directe vrije schop buiten het strafschopgebied.

c.  Met een indirecte vrije schop buiten het strafschopgebied.

d.  Met een indirecte vrije schop op de plaats waar de doelverdediger stond.

5. Een aanvaller die zich achter de doellijn heeft teruggetrokken om zich aan buitenspel te onttrekken, schreeuwt in die positie een aanwijzing naar een medespeler, die ter hoogte van de strafschopstip in het bezit van de bal is. De scheidsrechter fluit af en geeft de schreeuwende speler een waarschuwing. Hoe hervat hij het spel?

a. Een scheidsrechtersbal op de plaats waar de bal het laatst geraakt werd.

b. Een indirecte vrije schop vanaf de plaats waar de bal zich bevond toen afgefloten werd.

c. Een scheidsrechtersbal op de doellijn, zo dicht mogelijk bij de plaats waar de schreeuwende speler stond.

d. Een indirecte vrije schop op de doellijn, zo dicht mogelijk bij de plaats waar de schreeuwende speler stond.

6. De doelverdediger heeft, op de grond liggend, nog één vinger op de bal. Mag de bal nu worden gespeeld?

a. Alleen door een tegenstander.

b. Alleen door een medespeler.

c. De bal mag niet meer worden gespeeld.

d. De bal mag door iedereen worden gespeeld.

7. Als tijdens het spel de bal tegen de assistent-scheidsrechter wordt geschoten en via hem uit het speelveld gaat, maar niet in het doel, kan het spel op verschillende manieren hervat worden. Welke van de onderstaande mogelijkheden is niet juist?

a. Doelschop.

b. Scheidsrechtersbal.

c. Inworp.

d. Hoekschop.

8. Terwijl de bal in het spel is, maakt een speler zich schuldig aan gewelddadig gedrag tegenover een medespeler binnen het speelveld. De overtredende speler wordt van het speelveld gezonden door het tonen van de rode kaart. De scheidsrechter hervat het spel met een:

a. Doelschop

b. Scheidsrechtersbal.

c. Indirecte vrije schop.

d. Directe vrije schop of strafschop.

9. Een speler staat buitenspel wanneer hij dichter bij de doellijn van de tegenpartij is dan:

a. De bal, op het moment dat deze wordt gespeeld.

b. De bal, op het moment dat hij deze ontvangt.

c. De bal, wanneer hij deze heeft verloren en teruggaat om deze weer te kunnen spelen.

d. Dat hij niet minimaal twee tegenstanders voor zich heeft op het moment dat hij de bal ontvangt.

10. Een aanvaller van partij A maakt binnen het strafschopgebied van partij B hands. Een verdediger van partij B speelt de bal nu uit de toegekende vrije schop richting de zijlijn naar een medespeler. Doordat de verdediger de bal niet goed raakt, verdwijnt de bal binnen het strafschopgebied over de doellijn. Wat beslist de scheidsrechter?

a. Hij laat de vrije schop overnemen.

b. Hij kent een hoekschop toe.

c. Hij kent een doelschop toe.

d. Hij kent een doelpunt of hoekschop toe.